Lage olieprijs brengt olie-industrie in de problemen

De oliewinnings-industrie is de afgelopen 4 jaar gewend geraakt aan een olieprijs van $100 per vat of meer. Er zijn projecten opgestart, die bij die olieprijs winst opleveren. De exploitatie van olievelden kent een lange aanlooptijd, zeker bij offshore- en diepzee-oliewinning. Het duurt jaren om produktieplatforms te bouwen en pijpleidingen aan te leggen. De hoge aanloopkosten worden door oliemaatschappijen betaald met geleend geld. De olie-industrie ging ervan uit dat de aanloopkosten makkelijk terugverdiend konden worden bij een prijs van meer dan $100 dollar per vat.

Maar vanwege de prijs van $100 per vat werd de wereldeconomie zuiniger met olie en ging op zoek naar goedkopere alternatieven. Door de hoge olieprijs daalde het aardolieverbruik in de landen van de OECD, met name in de VS, in Japan en Europa.
De vraag naar aardolie daalde sterk in landen als Italië, Portugal en Griekenland. Juist in landen, die de hoge prijs konden betalen, daalde het olieverbruik.

De vraag naar olie in de opkomende economiëen (China, India, Brazilië) steeg minder dan verwacht. Ook in deze landen werd men vanwege de hoge olieprijs zuiniger met aardolie en ging men op zoek naar duurzame alternatieven, zoals windenergie, zonnepanelen en stuwdammen. De wereldwijde vraag naar aardolie steeg niet zo snel als de olie-industrie gehoopt had. De wereld wil ook niet de prijs betalen waarop de olie-industrie gerekend had.

Olieprijs is nu lager dan de industrie had begroot
Grote oliewinningsprojecten zoals de exploitatie van teerzand in Canada, de winning van diepzee-olie voor de kust van Brazilië en de winning van olie in de Noordelijke IJszee zijn alleen rendabel bij een hoge olieprijs. De hoge kosten kunnen alleen worden terugverdiend als er consumenten zijn, die meer dan $100 per vat willen betalen.
De afgelopen jaren zijn al vele projecten in de aanloopfase stopgezet vanwege technische problemen of vanwege de oplopende kosten.
Shell en Total aarzelen over investeringen in het Shtokman-project in de Russische poolzee en de Noorse staatsoliemaatschappij Statoil trok zich al terug uit dat project. Shell staakte de proefboringen in de wateren bij Alaska. Oliemaatschappij Statoil heeft het opstarten van het Johan Castberg-project al een paar keer uitgesteld omdat de produktiekosten per vat olie kunnen oplopen tot $85. Het begin van de oliewinning uit het Goliat-veld in de Barentszee is door Statoil uitgesteld naar half 2015.
Een paar maanden terug, toen de olieprijs nog boven de $80 lag, zetten Total en Statoil hun teerzandolie-project in Alberta (Canada) al in de koelkast. Bij $60 per vat is dat project helemaal niet meer rendabel.

Oliemaatschappijen in de rode cijfers
Veel kleine energiemaatschappijen, die in de VS schaliegas en Light Tight Oil uit de bodem fracken zitten diep in de schulden. De aandelen van deze energiemaatschappijen zijn de laatste maand in waarde gedaald. En daarom krijgen deze maatschappijen het moeilijker om investeerders aan te trekken en kapitaal te lenen van banken.
Oliemaatschappij Shell zal het nog moeilijker krijgen vanwege de tegenvallende inkomsten.
De Noorse oliemaatschappij Statoil verkocht vorige week haar schaliegasbelangen in de Amerikaanse Marcellus-shale. En Statoil heeft het opstarten van het gasproduktieplatform Valemon in de Noordzee uitgesteld.
Voor de Braziliaanse oliemaatschappij Petrobras dreigt zelfs een failissement. Amerikaanse schuldeisers dreigen het bedrijf voor de Amerikaanse rechter te slepen omdat het bedrijf te laat is met de (tegenvallende) kwartaalcijfers over het derde kwartaal van 2014.
De Mexicaanse oliemaatschappij Pemex heeft een slecht jaar achter de rug en moet op zoek naar buitenlandse investeerders. Voor de kust van Nigeria liggen tankers vol olie te wachten op kopers. Als de prijs laag genoeg wordt, zal er wel iemand happen. Schoorvoetend schroeven OPEC-landen de olieproduktie toc een beetje terug.

Hoe verder in 2015?
De lage olieprijs is een buitenkansje voor eindgebruikers van olieprodukten. Zij kunnen goedkope voorraden aanleggen, omdat de olieprijs waarschijnlijk wel weer zal gaan stijgen. Benzine en vliegtuigbrandstof worden goedkoper: een meevaller voor vliegtuigmaatschappijen en landen met een grote luchtmacht.
Maar de langjarige trend van dalend olieverbruik in de OECD zal niet zo snel omkeren. Automobilisten zullen hun zuinige auto niet gaan inruilen voor een benzineslurper. Gesloten autofabrieken zullen niet worden heropend. Windmolens en stuwdammen zullen niet worden afgebroken. Geïsoleerde gebouwen blijven geïsoleerd.
De lagere benzineprijs zorgt dat autobezitters wat meer koopkracht krijgen. Maar leidt ook tot dalende inkomsten voor oliemaatschappijen en aan de oliewinning gerelateerde bedrijven, zoals SBM Offshore en Fugro.
De lage olieprijs heeft voordelen, maar ook nadelen. Wat het netto-effect op de economie zal zijn is moeilijk in te schatten. Maar het is duidelijk dat de olieproduktie in de komende jaren zal gaan dalen. Veel moeilijk winbare aardolie (in de diepzee, in schaliegesteente en in de Poolzee) zal niet geëxploiteerd worden en misschien wel voor eeuwig in de aardkorst blijven.

Plaats een reactie