Tagarchief: inflatie

Centrale banken zijn onafhankelijk en oncontroleerbaar, maar hebben grote macht

Afgelopen week besloot de Europese Centrale Bank om door kwantitatieve verruiming 1100 miljard euro in de economie van de eurozone te pompen.
Kwantitatieve verruiming is niet nieuw. Het is voor centrale banken de manier bij uitstek om de schulden in de reëele economie te verlagen. De centrale bank koopt schulden, die waarschijnlijk nooit meer terugbetaald zullen worden, op en zet ze op de balans. Omdat de centrale bank aan niemand verantwoording hoeft af te leggen, maakt het niet uit hoe groot de schuldenportefeuille van de centrale bank is. De centrale bank kan immers niet failliet gaan.

In de onderstaande documentaire wordt uitgelegd hoe de centrale Bank of Japan sinds de Tweede Wereldoorlog heeft geopereerd. Aanvankelijk volgde de Bank of Japan strikt de instructies van het ministerie van Financiën. Maar in de jaren 80 veranderde dat snel.
De Bank of Japan wilde onafhankelijk worden van het politieke ministerie van Financiën.

In 1997 lukte het de Bank of Japan om onafhankelijk te worden van de Japanse regering toen de Bank of Japan-wet werd aangenomen. De centrale bank van Nederland, De Nederlandse Bank, werd in 1998 onafhankelijk van de Nederlandse regering. En in 1999 werd de DNB onderdeel van het Europees Stelsel van Centrale Banken. In de praktijk ligt nu alle monetaire macht in Europa bij de ECB.
In artikel 104 uit het Verdrag van Maastricht staat het volgende:

“De centrale bank is in het geheel niet gehouden om de regering van krediet te voorzien, de centrale bank kan niet gedwongen worden zulk een krediet te verschaffen”. Door deze Europese wet is de ECB feitelijk een kopie geworden van de Amerikaanse Federal Reserve (FED).

De Nederlandse democratisch gekozen politici hebben in de afgelopen 20 jaar hun invloed op de economie en de hoeveelheid geld, die in omloop is overgedragen aan een klein groepje oncontroleerbare centrale bankiers, die ook niet afgezet of ontslagen kunnen worden.
Dat kleine selecte groepje bankiers besluit welke schulden worden opgekocht en hoeveel geld er uitgeleend zal worden tegen welke rente.

Centrale banken kunnen door veel geld uit te lenen een zeepbel of bubbel in de economie creëeren, zoals in Japan in de jaren ’80 of op de Europese huizenmarkt (in Spanje, Groot-Brittannië, Ierland en Nederland). Maar de centrale banken kunnen door de stroom van goedkoop krediet plots te staken een schuldencrisis of kredietcrisis veroorzaken.

De macht van het geld is tanende
Het lijkt alsof de centrale banken veel macht hebben over de economie en over onze toekomst. Maar dat is niet zo. De banken hebben alleen macht over het geld.
We kunnen ons in de lokale economie gemakkelijk aan de macht van de banken onttrekken. Je kunt een eigen munteenheid opzetten: in je eigen stad of in je eigen buurt. Je kunt diensten en goederen met vrienden en familie ruilen, zonder dat daar euro’s of dollars bij te pas komen. De mensen om je heen zijn misschien wel beter te vertrouwen dan de bankiers of de bestuurders van de Federal Reserve.
Je kunt je eigen voedsel gaan verbouwen, dat is zoiets als je eigen geld drukken. Als heel veel mensen hun eigen moestuintje beginnen of hun eigen energie gaan opwekken, dan is dat ook een soort van kwantitatieve verruiming.

Hoe lang blijft oliewinning winstgevend voor olieproducerende landen?

peak

Op haar weblog ‘Our finite world’ laat Gail Tverberg een paar voorbeelden zien van olieproducerende landen, die in financiële problemen zijn gekomen.
Daarbij spelen 4 factoren een grote rol
1. Olie-exporterende landen hebben olie-inkomsten nodig om de overheid en overheidssubsidies in stand te houden.
2. Door de bevolkingsgroei groeit de noodzaak voor overheidssubsidies op voedsel en door de overheid gecreëerde werkgelegenheid.
3. De olieproduktie zal vroeger of later gaan dalen en daarmee ook de olie-inkomsten.
4. De hoeveelheid olie, die geëxporteerd kan worden, neemt nog sneller af, doordat de binnenlandse consumptie toeneemt.

Syrië, Egypte en Jemen waren 2 jaar geleden nog olie-exporterende landen. Dankzij de hoge olieprijs had de regering genoeg inkomsten om de prijs van voedsel en brandstof kunstmatig laag te houden met subsidies.
Maar die situatie is snel aan het veranderen nu de olie-export van Syrië, Egypte en Jemen is opgdroogd

Alledrie de landen produceren nog net genoeg olie om in het binnenlands gebruik te kunnen voorzien. Er wordt geen olie meer geëxporteerd en de regering heeft geen middelen meer om voedsel en brandstof te subsidiëren.
Het gevolg is sterk stijgende voedsel- en brandstofprijzen en dat leidt tot onrust onder de bevolking.
Egypte, Syrië en Jemen produceren niet voldoende voedsel om de eigen bevolking te kunnen voeden en moeten dus voedsel importeren. De bevolking voelt elke stijging van de wereldvoedselprijzen direct in de portemonnee.
De bevolking was gewend aan stabiele lage prijzen en wordt nu geconfronteerd met de inflatie, die de rest van de wereld al langer ondervindt.

Landen als Nigeria, Rusland en Saoedi-Arabië kunnen ook in financiële problemen komen als hun olie-export begint af te nemen of de olieprijs zou gaan dalen.
Gail Tverberg laat op haar blog zien welke minimale olieprijs bovengenoemde landen nodig hebben om hun overheidsfinanciën op orde te houden.

Als de olieprijs daalt tot onder de $100 per vat komen de Russische en Nigeriaanse regering in problemen.
In Nigeria probeerde de regering vorig jaar om de brandstofsubsidie te verlagen. De sterke prijsstijging veroorzaakte stakingen en onrust en de maatregel werd snel teruggedraaid.
De bevolking van olieproducerende landen is gewend aan lage prijzen en heeft een levensstijl, die daarbij past. Wennen aan hogere prijzen zal vele jaren duren.

Om de olie-export op peil te houden zullen olieproducerende landen steeds meer gaan investeren. Men zal ook proberen moeilijk winbare olie te winnen. Dat zien we in Noorwegen, waar staatsoliemaatschappij Statoil steeds noordelijker trekt op zoek naar olie. Dat zien we ook in de VS waar miljarden worden geïnvesteerd in de winning van schalie-olie.

In de VS wordt de benzineprijs niet kunstmatig laag gehouden door subsidies. De hogere produktiekosten van de moeilijk winbare olie leiden tot een hogere benzineprijs. Dat leidt niet tot stakingen en opstand, maar wel tot een dalende benzineverkoop.
Terwijl de kosten van olieproduktie in de VS snel stijgen, daalt het aardolieverbruik van de Amerikanen. De Amerikaanse maatschappij is helemaal ingericht op de beschikbaarheid van goedkope brandstof. De Amerikanen moeten ook hun levensstijl flink aanpassen nu brandstof duurder wordt.

olieVS20032011

De stijgende kosten van oliewinning moeten worden doorberekend in een steeds kleiner aantal vaten.

12 redenen waarom globalisering een groot probleem is

Dit is een Nederlandse samenvatting van Twelve Reasons Why Globalization is a Huge Problem geschreven door Gail Tverberg

Globalisering wordt door economen en politici als iets goeds gezien. Een kans voor economische groei en om welvaart te brengen in onderontwikkelde gebieden. Maar ze verliezen daarbij de werkelijke fysieke wereld uit het oog: die wereld is begrensd. Grondstofvoorraden zijn eindig. Globalisering is hooguit een tijdelijk verschijnsel.

Economen hebben een klein blikveld als ze naar de gevolgen van globalisering kijken. Globalisering leidt tot concurrentie en dat heeft ook nadelige gevolgen.

Ik kan 12 redenen bedenken waarom globalisering niet de zegeningen brengt, die wij ervan verwachten.

1. Door globalisering stijgt het gebruik van eindige grondstofvoorraden
Als voorbeeld het steenkoolgebruik in China. Sinds China in december 2001 lid werd van de WTO (World Trade Organization) is het gebruik van steenkool sterk gestegen (grafiek hieronder)

Hierdoor stijgt het wereldwijde steenkoolgebruik ook scherp, geïllustreerd door de grafiek hieronder. In de grafiek zie je dat ook het steenkoolgebruik in India stijgt.

2. Door globalisering stijgt de mondiale CO2-uitstoot
Het stijgende gebruik van steenkool leidt ertoe dat de wereldwijde CO2-uitstoot toeneemt i.p.v. afneemt. De afgesproken reductie uit het Kyoto-protocol (1997) wordt zo onbereikbaar.

3. Door globalisering kunnen bestuurders in één land niet meer de wereldwijde gevolgen van hun beleid overzien
Door klimaatbeleid in één land (gebruik van biobrandstoffen) kan de CO2-uitstoot in een ander land juist stijgen.

Lees verder

Olieprijs opnieuw op weg naar 100 euro per vat

Ondanks het dalend olieverbruik in Europa, is de aardolieprijs opnieuw aan het stijgen. De afgelopen 5 dagen moest er meer dan 90 euro betaald worden voor een vat Brent-olie.

Als de prijsstijging van de afgelopen weken doorzet, zal begin september een vat Brent 100 euro kosten.

In de VS ligt de olieprijs momenteel een stuk lager. Een vat West Texas Intermediate kost ‘slechts’ 75 euro. Toch varen er geen tankers vol WTI naar Europa om te profiteren van het prijsverschil. Kennelijk valt de mondiale oliemarkt langzamerhand langzamerhand uit elkaar in een Amerikaanse, een Europese en een Aziatische markt.

Eén van de redenen van de prijsstijging in Europa is de dalende olieproduktie in de Noordzee. Afgelopen week meldde de pers dat de Noordzee-produktie in september zal teruglopen naar 720.000 vaten per dag.

Een andere reden van de prijsstijging is de grote toename van het aantal euro’s. De ECB heeft 1000 miljard euro uitgeleend aan Europese banken. En de ECB gaat ook weer staatsobligaties opkopen van Spanje en Italië.
Hierdoor is het balanstotaal van de ECB opgelopen tot meer dan 3000 miljard euro.

De dagelijkse wereldolieproduktie is het afgelopen jaar min of meer constant gebleven. Maar de financiële markten hebben nu 1000 miljard euro meer tot hun beschikking dan in augustus 2011. En met speculeren op de oliemarkt zijn nog goede rendementen te behalen.

In het plaatje hieronder zie je de hoeveelheid olie, die je kunt kopen met één euro.

Er zit 159 liter olie in een standaardvat. We kunnen erop wachten tot één vat olie meer dan 159 euro zal kosten. Dan kun je met één euro niet eens meer één liter aardolie kopen.

Geld lenen wordt steeds goedkoper en makkelijker

De Nederlandse overheid kan geld lenen tegen negatieve rente: de beleggers betalen rente om aan Nederland geld uit te lenen.
Ook kortlopende Duitse staatsleningen hebben tegenwoordig een negatieve rente.
Kennelijk wordt het voor overheden steeds makkelijker om geld te lenen.

Op dit overzicht van tradingeconomics.com kun je zien dat de rente, die België betaalt voor een 10 jaarslening, afgelopen jaar met 1,9% daalde tot 2,5%. Vrijwel alle landen in het overzicht betalen nu een lagere rente dan vorig jaar.
Alleen Zuid-Afrika, Spanje en Griekenland betalen nu een hogere rente.

De rente die Nederland betaalt voor leningen met een looptijd van 10 jaar was in 1992 nog 8%. In juni 2012 nog maar 1,5%.

Pensioenfondsen, die traditioneel veel beleggen in staatsobligaties, zien door deze rentedaling hun rendementen en dekkingsgraad snel dalen. Binnenkort zullen veel pensioenfondsen de pensioenuitkeringen gaan verlagen en de premies gaan verhogen.

De lage rente wordt mede veroorzaakt doordat de centrale banken heel makkelijk geld uitlenen, tegen zeer lage rente.
De Britse centrale bank (Bank of England) hield de rente in 1990 nog op 15% (!!). Die rente is gestaag gedaald tot maart 2009 toen de Bank of England de rente verlaagde tot 0,5%.

Ook de Europese Centrale Bank (ECB) heeft het lenen van geld zeer goedkoop gemaakt. De rente daalde van 4,75% in 2000 tot 0,75% in de zomer van 2012.

De centrale banken in de wereld, zoals de ECB, de Amerikaanse FED en de Bank of England lenen enorme bedragen uit tegen zeer lage rente. Daardoor groeit de hoeveelheid geld in de wereld sterk.
Er is nu meer geld op de wereld dan ooit tevoren. En de totale schuldenlast van de wereld is ook hoger dan ooit tevoren.

Het is voor Westerse landen makkelijk om duur voedsel zoals mais en soja te kunnen kopen op de wereldmarkt. Ze hebben immers geld genoeg.
Westerse landen hebben ook weinig moeite om dure olie of Russisch aardgas te kopen: de centrale banken kunnen onbeperkt geld uitlenen aan banken en staatsobligaties opkopen.
Het lijkt een eenvoudig truukje: zelf geld drukken en dat ruilen tegen voedsel en grondstoffen van andere landen. En nu maar hopen dat die andere landen onze dollars, ponden en euro’s blijven accepteren.

Steeds meer euro’s voor Spaanse banken en voor aardgas

Binnenkort krijgen Spaanse banken 30 miljard euro uit het gloednieuwe noodfonds ESM. Misschien wordt dat bedrag nog wel verhoogd naar 100 miljard euro.
Hoe komt het dat de banken zoveel euro’s nodig hebben?

In de afgelopen 12 jaar hebben Spaanse banken heel veel geld uitgeleend aan Spaanse bedrijven en individuele Spanjaarden. Meestal met onroerend goed als onderpand. Het ging de Spanjaarden 10 jaar lang voor de wind. De economie groeide als kool. En Spanje ging steeds meer aardolie en aardgas invoeren om die groeiende economie te laten draaien.


Tussen 2000 en 2008 verdubbelde Spanje’s gasverbruik

Maar nu blijkt dat het onroerend goed (het onderpand voor de leningen) veel minder waard is dan de leningen die er tegenover staan. Spanje leeft boven zijn stand. Spanje kan zich eigenlijk niet zo’n groot olie- en aardgasverbruik permitteren. Sinds 2009 daalt het olie- en gasverbruik.

Maar nu krijgt Spanje extra euro’s uit het noodfonds. De banken hoeven de leningen niet terug te vorderen en kunnen dankzij deze Europese steun weer euro’s uitlenen aan Spaanse bedrijven en burgers.
De gasrekening kan dit jaar weer betaald worden.

Voor de steunoperaties worden nieuwe euro’s gecreëerd. We hadden immers geen geld opzij gezet om Griekenland, Portugal en Spanje te helpen: de ECB maakt gewoon nieuwe euro’s. Het is boekhoudkundig allemaal afgedekt: Griekenland, Spanje, Portugal en Ierland staan in het krijt en moeten ooit terugbetalen.

Maar er komen steeds meer euro’s in de wereld. En de euro-landen kunnen daarmee energie inkopen, bijvoorbeeld Russisch aardgas.
Hieronder zie je dat de hoeveelheid aardgas, die je van Gazprom kunt kopen voor één euro gestaag daalt.

(klik voor vergroting)

In juni 2002 gaf Gazprom nog 10,4 m³ aardgas voor elke euro. Maar in juni 2012 nog maar 2,8 m³. Voor dezelfde hoeveelheid aardgas zijn dus bijna 4x zoveel euro’s nodig.

Gelukkig kunnen we onbeperkt euro’s aanmaken en pakken die sukkels van Gazprom onze spiksplinternieuwe euro’s gewoon aan. Als het nou echte bankbiljetten waren, dan kon je de euro’s nog verbranden om je huis te verwarmen. Maar helaas is 99% van de euro’s digitaal geld en die kun je niet verbranden.

Aardgas is een tastbare nuttige grondstof, die we keihard nodig hebben. Geld is slechts een ruilmiddel en er komt een moment dat de Russen ons ruilmiddel, ons Monopoly-geld niet meer willen hebben.
Hoe meer euro’s er bijkomen in Spanje of elders in Europa, hoe sneller dat moment dichterbij komt.